Sprookje voor overmorgen.
Er was eens…
een zanderig landerig dorpje, waar de tijd had stilgestaan en daarom was er heel veel moois bewaard gebleven.
Alleen leegstaande fabrieken waren er afgebroken. Die maakten plaats voor ‘deftige’ woningen. De fabrieksarbeiders waren ook vertrokken. Allemaal ? nee… een aantal van hen hield dapper stand in eenvoudige huizen. Er kwamen veel nieuwe deftige woningen want het dorp was mooi rustig en had een prachtige groene uitstraling. De bomen groeiden in die tijd zelfs tot in de hemel. Maar nog steeds was het een prachtig dorpje.
Op zekere dag kwam er een klein mannetje in het dorp wonen. Hij zag hoe graag de ‘deftige’ mensen van het ene naar het andere ‘deftige’ huis verhuisden om steeds de ‘deftigste’ van allemaal te blijven. O, wat waren ze deftig met hun allernieuwste woning en hun allerfraaiste koetsen. Het mannetje wreef in zijn kleine handjes. Hier kon hij zijn grootste talent ontplooien. Het veranderen van waardeloze- en gemeenschapsgronden in goudgeld.
Natuurlijk lukte dat niet meteen want er waren prachtige regels en wetten gemaakt die plannetjes van foute mannetjes buiten de deur moesten houden. Daarin hadden de niet zo deftige mensen die ook nog in het dorpje woonden natuurlijk het volste vertrouwen. Maar het mannetje wist precies de goeie toverspreuken en met zoete woorden sprak hij de bestuurlijke lakeien in de oren: “Laat ze hun dromen vertellen”. Alle mensen in het dorpje lieten hun dromen horen. Maar het waren niet de dromen die het mannetje zelf had,
dus alle dromen verdwenen op een slechte dag als sneeuw voor de zon. Met zijn eigen hebberige droompje leurde het mannetje langs de deftigste van alle deftige mensen. Met mooie beloften en privileges smeerde het mannetje alle sloten van de deuren die hij nodig had om te doen waarin hij goed was.
Het mannetje hield niet alleen van goudgeld, maar ook van achterkamertjes hij had er zo veel en op zoveel verschillende plekjes dat hij met een gerust hart een verzamelaar genoemd kon worden. En al die achterkamertjes werden gebruikt om weer nieuwe plannetjes te smeden. En zo kwam het dat het mannetje na een paar jaren smeden stiekem alle bestuurslakeien in zijn zakje had zitten. Als er een feest of een bal was in het dorp dan stonden de bestuurslakeien aan de deur om de mensen te ontvangen. In hun midden was de ereplaats voor het mannetje. De mooie plekken van het zanderige landerige dorpje werden dan ook helemaal vol gebouwd met prachtige rijke klassieke woningen in stijl gebouwd. Eerst een klein rijtje. Maar al snel werd het mannetje overal gezien met zijn meetstokje en niemand van de deftigsten der deftigen wilde nog achterblijven zij riepen: Bouw! Lief mannetje Bouw het mooiste huis voor mij!
De gewone mensen moesten uit hun huurhuizen. Ze werden gesloopt of verkocht. De eerste deftige huizen bleven leeg staan want die waren niet deftig genoeg meer. Het mannetje speelde de eerste viool en alle bestuurslakeien sprongen vrolijk mee in de maat. De deftigsten der deftigen mensen begonnen hun huizen zelfs op te stapelen en het mannetje bleef maar roepen dat dat prachtig, rijk, klassiek en in stijl was.
Hoe liep het eigenlijk af ?
Nou gewoon…. Het mannetje bouwde tot het barstte en de deftigsten der deftigen kregen hun verdiende Loon.